Geen categorie

Verwachtingspatroon

Ralph

februari 14th, 2019

0 Comments

Eerder gepubliceerd in de FLAT dec2018 jaargang 46 nr.6

Erich Fromm een Duits-Amerikaans filosoof en psycholoog (1980) heeft ooit het volgende beweert:

“Er is bijna geen activiteit, geen onderneming, die gestart wordt met zo verschrikkelijk veel hoop en verwachtingen en die toch zo vaak mislukt, als de liefde”.

Een wat zwaarmoedige uitspraak die wellicht, met enige aanpassing, ook van toepassing zou kunnen zijn op de aanschaf van een hond. Ik heb het hier niet over onze gezellige huishond, ik heb het over de hond die aangeschaft wordt met een werkdoel en of dat nu jachthondenwedstrijden zijn, of honden die slechts in de jachtpraktijk gebruikt worden maakt niet uit, een jachtgebruikshond dus. Velen wensen maar weinigen bereiken de top. Het proces van de aanschaf van een jachtgebruikshond zou in mijn zeer bescheiden mening als volgt moeten plaatsvinden. We stellen ons een aantal vragen:

Wat wil ik met de hond gaan doen, wil ik een praktijkhond, een wedstrijdhond, een huishond of zal het beest aan al deze voorwaarden moeten gaan voldoen.

Hoe is mijn persoonlijke situatie, hoeveel ruimte en tijd heb ik in mijn drukke agenda (werk, kinderen, maar ook de te rijden kilometers en de bijbehorende kosten etc.) om de lang verwachte pup te laten voldoen aan het verwachtingspatroon dat ik ongetwijfeld al  heb.

Hoe zitten mijn jachtvelden in elkaar, welk werk heb ik daar voor hem, heb ik een eigen jachtveld hoe vaak kan ik hem als zodanig inzetten of wil ik een pure wedstrijdhond . Ben ik beter af met een staande hond, een retriever of een ander ras.

Na het eerlijk beantwoorden van dergelijke vragen kiezen wij natuurlijk voor de flatcoated retriever.

Is de flatcoated retriever echter wel geschikt om te doen wat ik van hem verwacht ergo zou de hond aan mijn verwachtingspatroon kunnen voldoen. Om dat te bepalen kijk ik zelf altijd graag naar waar het ras vandaan komt en wat zijn oorspronkelijk gebruiksdoel eigenlijk is.

Oorspronkelijk gebruiksdoel en de implicaties daarvan

Enig literatuuronderzoek leert mij dat men denkt dat de moderne flatcoat als stamvader de Sint Johnshond heeft. Door de setter en eventueel de bordercollie in te kruizen creëerde men, keurig naar de behoefte van die tijd, een speciale hond voor het apporteren van geschoten (water)wild.

Leuk weetje hoor ik de lezer mompelen maar wat kan ik met die kennis. Als we beginnen met de Sint Johnshond, een ras dat heden ten dage al een tijdje uitgestorven is, kunnen we stellen dat het volgens de overlevering wat kleinere gemakkelijk hanteerbare honden waren, met een sterk reukvermogen, bovendien waren ze  zeer intelligent. Ze hadden een enorme waterwil, zwemvliezen tussen de tenen, een waterafstotende vacht en een korte dikke otterstaart. Als toetje waren ze zeer baasgericht. Men trachtte middels het inkruisen van bordercollie een hond met een wat gladdere vacht te krijgen. Borders zijn overigens ook zeer intelligent, voelt u hem al aankomen….. Met het inkruisen van de setter werd de moderne flatcoat geschapen. Deze inkruising heeft er mijns inziens voor gezorgd dat de flatcoated retriever zich op een aantal zaken significant onderscheid van andere retriever rassen. Setters zijn zachtaardige, aanhankelijke, vrolijke honden maar het zijn vooral staande honden, bedoeld voor het werk voor het schot. Door de immense jachtvelden welke men in Ierland en Engeland bejaagde moest de setter ver van de (voor)jager zijn werk doen om het aanwezige veerwild voor te kunnen staan. Voorwaarde voor dit soort van jachthonden werk is dat men een zeer ruimjagende heel zelfstandige hond nodig had om tot voorstaan te kunnen komen. Ook snelheid om het aanwezige wild te verassen is op dit soort velden van groot belang.

Behalve het echte voorstaan hebben deze setters in de eerder besproken inkruising een aantal eigenschappen duidelijk vererfd aan de moderne flatcoat. Met name de grote zelfstandigheid, eigenwijsheid (voor zover ik deze menselijke eigenschap aan een hond kan toedichten)  en snelheid van werken (houd ik hier wel de huidige fieldtrial labrador buiten beschouwing)  vind ik ten opzichte van andere retrieverrassen toch wel kenmerkend voor de flatcoat. Tot slot komt daar ook nog de geestelijke ontwikkeling bij. Mijn ervaring is dat een flatcoat vrij laat klaar is in zijn hoofd, de hond blijft erg lang juveniel en kan daardoor pas op wat latere leeftijd de volle (werk)druk verdragen. Dit is iets wat normaal hoort bij staande hondenrassen, met uitzondering van de flatcoat zijn retrievers iets eerder “klaar”. Resumerend is er door bovenbeschreven inkruizingen een zeer ruimjagende zelfstandige maar toch baasgerichte retriever ontstaan die ook nog eens tijd nodig heeft om groot te worden in zijn hoofd. Alhoewel de genetica minder simpel in elkaar zit dan hier wellicht geïnsinueerd wordt zal het geen verassing zijn dat hier rekening mee gehouden dient te worden in de africhting van de hond.

Africhting

Buiten de praktijkjacht leven we tegenwoordig in een wereld van wedstrijdjes. Buiten de traditionele SJP’s (overigens nooit bedoeld als wedstrijd), meervoudige apporteerproeven en apporteerwedstrijden zijn de Workingtesten, IWT en OWT’s sterk in opkomst. Het deelnemen aan dit soort evenementen maakt voor een groot deel uit van het verwachtingspatroon van de moderne voorjager. Is dit verwachtingspatroon terecht, is de flatcoat wel geschikt voor dit soort wedstrijden waarbij toch redelijk generiek gekeurd wordt. Ik denk het wel maar vaak moet het verwachtingspatroon wat bijgesteld worden. Met name het feit dat de flatcoat wat later klaar is maakt dat we dit mee dienen te nemen in ons verwachtingspatroon. Brengen we de hond te vroeg uit zal de hond dit eerder dan andere retrievers ervaren als te veel druk en zal daardoor dicht kunnen slaan maar meestal volledig uit de band springen. Wat bedoeld de auteur hier nu precies mee hoor ik u denken. In de flatcoat koerier van oktober 2015 lees ik in een zeer doordacht artikel van mevrouw Hattinga van ’t zand het volgende :

“Bij de flatcoat – zo blijkt onder meer uit de retriever- en de fokdagtest – overheerst de proactieve coping[1] stijl, die ook te zien is in zijn ( door de ras standaard als gewenst omschreven) eeuwig kwispelende staart. In plaats van gelijk te bevriezen en maar stilletjes en braaf uit sociale angst te doen wat de baas zegt gaan veel flatcoats in eerste instantie druk doen, hard rennen of lebberen om weer vriendjes te worden “.

Herkenning van dit gedrag is de sleutel in de africhting. Als een hond op slot slaat en geen centimeter meer beweegt is dit makkelijk te herkennen, de proactieve coping stijl van de meeste flatcoats is dit echter niet.  Te vaak hoor ik woorden in de trent van “hij kan het heus wel hij steekt zijn middelvinger op” of “ik snap het niet, hij is alleen in de training zo stout”. Nee dames en Heren de flatcoat is laat klaar in zijn hoofd en hij laat u op deze wijze zien dat de druk tijdens de training te hoog is, hij bezit nog niet de geestelijke belastbaarheid om de betreffende opdracht op dat moment naar wens uit te voeren. Hij is ook niet stout, ik ben er van overtuigd dat een hond met een pro actieve coping stijl uw commando’s nog wel hoort maar niet meer in staat is ze naar behoren te verwerken. In een dergelijk geval dient de opdracht ter plekke in niveau te worden teruggebracht. De hond kan dan zijn opdracht wel uitvoeren en kan daar voor beloond worden, hij krijgt weer een fijn gevoel. Bedenk altijd dat een hond pas gedrag zal gaan herhalen als hij er een fijn gevoel van krijgt.  Buiten het drukke gedoe dat een flatcoat laat zien als hij het zwaar heeft zijn er nog een aantal wat detaillistische gedragingen waarmee de hond laat zien dat hij het zwaar in het hoofd heeft. Tongelen is een van die zaken. De tong schiet in hoog tempo in en uit de bek, Beklikken is een andere, de hond likt zijn bek af alsof hij net gegeten heeft. Het laatste zie ik vaak gebeuren als de hond op post moet zitten en zich netjes moet gedragen terwijl een andere hond aan het werk is. Tot slot vertonen sommigen ambivalent gedrag, een voorbeeld hiervan is de oren naar voren en de staart tussen de benen. Allemaal gedraging ontstaan door het feit dat de hond  het zwaar heeft. Gedragingen die we in de africhting dienen te herkennen zodat we links- of rechtsom de druk iets van de ketel kunnen halen.

Als we het over daadwerkelijk africhten hebben ben ik nog steeds van mening dat de tien proeven waaruit een Standaard Jachthondenproef bestaat een solide basis kunnen zijn voor een goede (wedstrijd) carrière. Wat we echter nooit moeten vergeten is het feit dat alles gestandaardiseerd is met het gevolg dat ook de manier van keuren vaak wat rigide dient te gebeuren. De rigide manier van inrichten van de proeven geeft daardoor weinig ruimte om er op een ras typische manier naar te kijken en een ras typische manier is precies wat de flatcoat nodig heeft. Natuurlijk is het mogelijk om met een zeer jonge flatcoat diverse diploma’s te behalen echter men zal in het belang van de africhting van de hond wellicht het verwachtingspatroon iets bij moeten stellen. Verwacht niet van een flatcoat van een jaar dat hij een C- diploma met allemaal tienen gaat halen. Labradorisering heet dat om maar een populair woord te gebruiken. Dit is wellicht wel mogelijk maar door het karakter van het ras denk ik dat de flatcoat op een dergelijke wijze van africhten te kort wordt gedaan.

Dit gezegd hebbende wil ik dan ook een lans breken voor de Finse proef. De Finse proef, veel meer geënt op de ras specifieke werkkwaliteiten van de flatcoat. Zijn relatief ruime, zelfstandige en intelligente manier van jagen zal beter uit de verf komen dan in een sterk gestandaardiseerd geheel met weinig ruimte voor ras specifieke eigenschappen. De verschillende niveaus (Straters, Novice en Open klasse) die de Finse proef evengoed biedt is ook nog een uitgelezen mogelijkheid om in de africhting die hier voor nodig is, de geestelijke belastbaarheid te geleidelijk vergroten.

Is er dan geen plaats voor de flatcoat in al het IWT, OWT en veldwerk geweld? Zeker wel maar uw verwachtingspatroon en manier van africhten zullen wellicht wat aanpassing vergen. In de africhting van mijn staande honden volg ik al jaren het volgende stramien. Ik zorg er eerst voor dat de vooral heel jonge honden hun wilde haren kwijt kunnen in het werk waar ze voor gemaakt zijn. Door veel veldwedstrijden voor staande honden te lopen zorg ik ervoor dat hij dingen mag doen waar hij van nature voor gemaakt is, ik conditioneer en shape zijn natuurlijke aangeboren vermogens ( effectieve veldaanpak, voorstaan etc.) . Al het andere dat ik met een dergelijke hond doe ( dus ook het apporteerwerk) zal in het teken staan van zijn taak in het werk voor het schot. Ook staande honden zijn laat klaar en pas als ik denk dat de geestelijke belastbaarheid op peil is ga ik “hardcore” apporteren. Dit impliceert dat ik met een hond van “al” drie pas een C of een B diploma haal. Vaak is het dan zo dat ik in het jaar daarop een A diploma haal, dit heeft alles te maken met het feit dat ik op deze wijze de hond heb toegestaan om groot in zijn hoofd te worden, hij kan de druk aan.

In mijn bescheiden mening zou dit ook een perfect pad voor de flatcoat retriever kunnen zijn waarbij ik de veldwedstrijden voor staande honden dan vervang door de Finse proef. Ik ben er dan ook heilig van overtuigd dat ook een flatcoat zijn plaats heeft in het bovenbeschreven WT en veldwerkgeweld, tussen de labradors dus. Idealiter zullen er dan een aantal zaken dienen te gebeuren:

  • Verwachtingspatronen aanpassen (u koopt nu eenmaal geen fieldtrial lab. U kocht een ruim jagende retriever met vaak eigen oplossingen in zijn pakket)
  • Ga uit van de specifieke kwaliteiten van de flatcoat en neem de Finse proef, waarbij eigen oplossend vermogen en dito initiatief centraal staan, als basis ongeacht of de proef afgenomen kan worden of niet
  • Heb geduld, breng de hond niet te vroeg, laat hem groot worden in het hoofd
  • Wees u sterk bewust van de coping processen en alle andere signalen die de hond laat zien.
  • Acteer daarop navenant.

Ik ben van mening dat als men meer mogelijkheden heeft om de Finse proef als basis te nemen (en daarna de reguliere proeven) en men de hond op deze wijze kan laten groeien in het werk dat dit ten goede komt aan de huidige werkkwaliteiten van de flatcoat. We zullen veel meer flatcoats tegen gaan komen op ‘s lands IWT’s, OWT’s en veldwedstrijden en we zullen de heer Fromm waar ik het artikel mee begonnen ben in het ongelijk kunnen stellen. Tot slot, om het bovenstaand artikel in de juiste context te plaatsen moet ik u vertellen dat ik geen flatcoat specialist ben, loop mijn hele leven lang al met staande honden hetgeen er wellicht voor zorgt dat ik meer Setter in uw geliefde ras zie  dan sommigen lief is. Ik houd me al een jaar of twintig bezig met het africhten van jachthonden waarvan de laatste tien jaar professioneel in mijn hondenschool Infinity Gundogs. Vele rassen heb ik voorbij zien drijven waaronder vele flatcoats hetgeen er hopelijk voor gezorgd heeft dat ik geen onzin schrijf in uw geliefde verenigingsblad.

 Dank voor uw lezend oog.

R. Bosch


[1] Coping is een begrip uit de psychologie, waarmee de manier waarop iemand met problemen en stress omgaat wordt bedoeld. Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Coping_(psychologie)


Comments are closed.