sleepwerk
Zweet versus Sleep
Significante verschillen
In dit tweede artikel van een serie artikelen betreffende het zweetwerk zal er gesproken worden over het verschil tussen sleep- en zweetsporen. Het is namelijk niet bij iedere voorjager bekent dat hier grote verschillen in bestaan. Erstlingsfuhrers (beginners) in het zweetwerk denken vaak dat hun hond, die reeds zeer goed is op het nazoekwerk van een sleepspoor van kleinwild, het zweetwerk snel en gemakkelijk onder de knie zal krijgen. Uitzonderingen daargelaten is dit echter lang niet altijd het geval, sterker nog meestal niet. Er bestaan namelijk een aantal significante verschillen tussen een zweetspoor en een sleepspoor. Om het nog wat onoverzichtelijker te maken bestaan er ook nog grote verschillen tussen natuur zweetsporen en oefenzweetsporen, uiteraard gelden deze verschillen ook voor de sleepsporen. Wat zijn die verschillen dan en waar ontstaan deze? , zijn vragen die in dit artikel beantwoord zullen worden.
Sleepspoor
Een sleepspoor is altijd een spoor van ziek(gewond) geschoten kleinwild. Het betreft altijd haarwild en veerwild waarbij opgemerkt dient te worden dat het waterwild hier voor het gemak gelijkgetrokken wordt met het veerwild. Het betreft dus in alle gevallen het spoor van een zogenaamde runner. Het betreft voor de hond de geur van in stress verkerend wild, een geur die altijd afkomstig is van een aantal klieren. Buiten deze “stressgeur” zullen er op en in de vegetatie langs het sleepspoor nog delen van de vacht of veren achterblijven. Ook zijn er soms, maar lang niet altijd , minieme hoeveelheden zweet te vinden. Buiten al deze luchten is de hond in staat om het sleepspoor hele stukken op alleen bodembeschadiging en voetverwaaiing te volgen. Voor een groot deel zal het sleepspoor bestaan uit een ononderbroken geurlint. De samenstelling van het sleepspoor dat we zelf trekken om de hond te trainen zal echter iets verschillen van de natuurllijke sleepsporen. Met name de geur van in stress verkerend wild hetgeen vaak een afscheiding van klieren is, zal voor een groot deel ontbreken. Wel ontstaat er bodembeschadiging door de “trekker” van de sleep. De hond is zeer goed in staat om de sleep op deze bodembeschadiging uit te lopen. Alhoewel dit tijdens de oefenslepen niet te voorkomen is kan het deels ondervangen worden door de sleepsporen af en toe met de fiets te trekken. Loopt de hond in zo’n geval verloren dan kunnen we er van uitgaan dat hij het altijd gered heeft op de bodembeschadiging veroorzaakt door de trekker.
Zweetspoor
Een zweetspoor is altijd het spoor grofwild nadat het ziekgeschoten is. Te denken valt aan herten, reeën en wilde zwijnen, schaalwild in het kort. Ook komt het regelmatig voor dat er een zweetspoor op een ziekgeschoten vos uitgewerkt dient te worden. Op een natuurlijk zweetspoor zal een diversiteit van geuren liggen. Allereerst ook hier de geur van gestressed wild, dit wordt veroorzaakt door klieren die net boven aan de achterzijde van de hoeven (schalen) liggen. Op het spoor vinden we uiteraard hoefafdrukken, valplaatsen, rustplaatsen en zweet in hoeveelheden die afhankelijk zijn van de plak waarop het schalenwild ziek geschoten is. In sommige gevallen is het zelf mogelijk dat er helemaal geen zweet ligt. De geuren op een kunstmatig zweetspoor beperken zich vaak tot de geur van zweet, en bodembeschadiging veroorzaakt door de legger van het spoor. Buiten het loopspoor maken we de valplaatsen, rustplaatsen een haken zelf, waarbij de bodembeschadiging bewust gemaakt wordt. Onderschat de hond niet hij ruikt het verschil tussen een natuurlijk- en een kunstmatig gelegd zweetspoor. Buiten het feit dat het grofwild in plaats van kleinwild betreft zal het grootste verschil met een sleepspoor, het feit dat het in nagenoeg alle gevallen een onderbroken spoor is, zijn. Afhankelijk van de mate van de verwonding kan bijvoorbeeld een ree of een vos nog grote sprongen maken waardoor er een moment geen geurspoor achtergelaten wordt. Ook zal de pas van een stuk grofwild veel groter zijn.
Bij het kunstmatig leggen van het spoor druppelen we om de paar passen wat zweet zodat er in ieder geval qua zweet een onderbroken spoor betreft. Ook de geur van het zweet zal bij een kunstmatig spoor anders zijn. Vaak wordt er runderbloed (eventueel eerst gevriesdroogd en weer opgelost of anders uit een destructietank van een slachterij) gebruikt. Als men al zweet van grofwild gebruikt zal dit ten boeven van conservatie en het tegengaan van klonteren een hoger zoutgehalte bevatten. Ten behoeve van dit proces is het gewoon dat men een kilo zout vermengt met ongeveer 5 liter zweet. Ik hoef niemand uit te leggen dat dit een groot effect zal hebben op de geur die het zweet afgeeft. Met het uitzetten van een kunstmatig spoor kunnen we echter niet om de daardoor ontstane verschillen, tussen een kunstmatig spoor en een natuurspoor heen, we moeten het ermee doen. Wel bestaat de mogelijkheid om op een zweetspoor (buiten de leeftijd van het spoor en de terreingesteldheid van het terrein waar het spoor uitgezet is) de moeilijkheidsgraad op te voeren. Dit gebeurt op een zodanige manier dat er bijna geen zweet aanwezig is, slechts bodembeschadiging. Vroeger werkte men helemaal niet met zweet op het spoor, dit was in een tijd waarin het gehele dier nog gebruikt werd. Voor het zweet had men namelijk allerlei toepassingen. Te denken valt aan kleurstof of als ingredient in de (bloed)worst. Men beroerde bij het uitzetten van de kunstmatige sporen de bodem slechts met een hoefje op een stok. De algemene gedachte was en is vaak nog steeds dat als er bij een natuurnazoek wel zweet aanwezig was, de hond het een stuk makkelijker in de nazoek had. Met het in zwang komen van zweetwedstijden en proeven, die overigens bedoeld zijn voor de selectie van fokmateriaal, begon men pas zweet in de oefensporen te verwerken.
Tot slot…
…van dit artikel wil ik nog vermelden dat er ondanks de verschillen ook veel overeenkomsten zijn tussen een zweetspoor en een sleepspoor. Bij de beoordeling van de hond wordt op beide sporen gekeken naar zaken als spoorzekerheid, spoorwil, gedrag op het spoor etc. Met name in de Noord-Europese landen maakt men het verschil minder groot door bij zweetproeven hele secties van het spoor als sleepspoor te leggen. Een onderbroken spoor wordt dan afgewisseld met een ononderbroken spoor en andersom. Bij de africhting van beginnende zweethonden wordt ook in Nederland gebruik gemaakt van stukjes sleepspoor waarna na verloop van tijd het sleepgedeelte eruit gewerkt wordt men overgaat tot het uitwerken van een onderbroken spoor. Uiteindelijk zit het grootste verschil in het wild dat nagezocht dient te worden. De nazoek van aangeschoten grofwild vergt vaak een ander karakter van de hond dan de nazoek op kleinwild. Heeft de hond genoeg hetzvreugde, is hij in staat het grofwild te stellen en te verwurgen, Enfin hiermee heb ik u in het eerste artikel in deze serie reeds lastiggevallen.
Waidmansheil
Kyn. R. (Ralph) Bosch, B ICT
Bibliografie:
R.G.J. Bosman, 1997, Zweetwerk, Een inleiding voor Voorjager en Jager.
Dr. R. Blase, Die Jägerprufung
J. Craandijk, Het een en ander over het africhten en bejagen van een Teckel
H. van Gogh, Zweet en sleepsporen
E. Hegendorf, De gebruikshond in de praktijk