zweetwerk
Totverbellen, Totverweisen en andere zaken
In dit laatste artikel van een serie van vijf gaan we het hebben over de wat meer
specialistische, meestal niet erg bekende zaken binnen het zweetwerk.
Totverbellen
Totverbellen is het huilend geluid van (veelal) staande jachthonden, die een niet te
apporteren stuk groot wild hebben gevonden en via dit huilen de voorjager laten
weten welke kant hij op moet lopen. “Maar tijdens het zweetwerk loopt de hond toch
aan een lange lijn en wat heeft dat totverbellen dan voor zin? “ hoor ik u denken.
In specifieke situaties gaat ook tijdens het zweetwerk de hond van de lange lijn.
Een van die situaties is als de begroeiing te dicht wordt om de voorjager de
mogelijkheid te geven nog een goede lijnvoering te bezigen. De hond wordt dan ernstig
gehinderd in zijn werk en bij de zeer ervaren combinaties kan er dan voor gekozen
worden om de hond los te gooien. Je hoeft niet gestudeerd te hebben om te verzinnen
dat de kans zeer groot is dat de hond uit het zicht verdwijnt. Hond, kwijt, spoor
kwijt, wat nu? Wachten is het devies, als het lang duurt kan er eventueel een
wachtbreuk geplaatsts worden (zie artikel oefensporen).
Bij een betrouwbare totverbeller wordt er net zo lang gewacht tot men de hond hoort
huilen. Een betrouwbare totverbeller moet dus lange tijd aaneengesloten blaffen/
huilen om de voorjager de kans te geven bij het wild te komen . Dit is niet altijd
even gemakkelijk echter met de moderne hulpmiddelen van tegenwoordig is het terug
vinden van de hond een stuk simpeler geworden. In vele veiligheidvesten voor de hond
zit tegenwoordige een zak waarin een GPS apparaat opgeborgen kan worden zodat de
hond ondanks het luide totverbellen een stuk makkelijker gevonden kan worden.
De beste totverbellers doen dit huilen van nature, het getuigt ook van een grote behoefte om samen te werken
met de voorjager en een grote “will to please”. Mocht uw hond dit van nature doen, perfect!, niets meer aan
doen. Elke keer als deze hond totverbelt dient men hem uitgebreid te belonen. Mocht het totverbellen niet
van nature in de hond zitten kan dit wel aangeleerd worden, dit zal echter wel leiden tot wat minder
betrouwbare totverbellers dan de honden die dit vanuit hun instinct (dus van nature) reeds doen.
Om het totverbellen aan te leren dient de hond eerst op commando luid (blaffen) te kunnen geven.
Vervolgens ALLEEN maar uitgevoerd bij bijvoorbeeld een stuk vel van een ree. Als de hond hiervoor
tijdig de juiste beloning krijgt zal de hond snel doorkrijgen dat er bij het vel aangeblaft moet worden.
De volgende stap is het uitstellen van de beloning zodat de hond langer luid dient te geven voordat hij
zijn beloning krijgt. In het echie dient hij namelijk luid te blijven geven totdat de voorjager gearriveerd
is dus een keer luid geven is nog niet afdoende. Mocht de hond dit door hebben is de derde en laatste stap
dat de voorjager steeds meer afstand van de hond neemt terwijl hij luid geeft, belangrijk hierbij is dat de
hond luid blijft geven totdat de voorjager weer bij de hond is. Dit wordt volgehouden totdat de hond ook
luid zal geven als de voorjager uit het zicht is. Een laatste tip, gebruik verschillende vellen. De kans
bestaat dat als er alleen reevel gebruikt wordt, de hond straks een varken niet aanblaft of totverbelt.
Dit is dan ook de reden dat ik van mening ben dat de echt betrouwbare totverbellers het totverbellen of
aanblaffen van nature doen.
Totverweisen
Bij het totverweisen worden dezelfde principes aangehangen als bij het totverbellen. Men is genoodzaakt de hond af
te lijnen, de hond gaat zelfstandig verder op het spoor en moet aan de jager kenbaar maken dat hij het stuk wild
heeft gevonden. Hier zit hem dus het verschil, de totverweiser gaat terug naar de voorjager en geeft bij de voorjager
aan dat hij het stuk gevonden heeft waarna de voorjager gezamenlijk met de hond naar het stuk loopt. Het verwijzen
gebeurt meestal met een “bringsel”. Een bringsel kan een stokje, of een leren lapje zijn die de hond in zijn halsband
mee draagt. Op het moment dat de hond het stuk wild gevonden heeft, trekt hij de bringsel van zijn halsband af
neemt het in de vang en keert terug naar de jager. Als het bringsel aan de jager aangeboden is volgt de jager de
hond die hem naar het aangeschoten wild brengt .
Bringsel
Totverbellen of toch maar verweisen
Buiten het feit dat het gewoon is dat staande hondenrassen eerder verbellen en dat specialisten als
de Hannoveraanse Zweethond vaker verweisen (let wel ook staande honden kunnen heel goed verweisen en
specialisten heel goed verbellen) , zit er zeer zeker een praktische kant aan de keus tussen een
verbeller en een verweiser. Persoonlijk zou ik eerder kiezen voor het totverbellen gezien een verweiser
het gevonden stuk weer dient te verlaten en dan eventueel de kans bestaat dat het wild weer ontsnapt.
Bij een totverweiser blijft de verstoring van het jachtveld echter minimaal hetgeen zeer zeker als
voordeel gezien mag worden. Verweisen of verbellen blijft dan ook een zeer persoonlijke keus.
Stellen en verwurgen
Stellen en verwurgen zijn van oudsher twee kwaliteiten die bij de jacht op roofwild (vossen, wilde katten)
horen. Stellen is in principe het omcirkelen en aanblaffen van het ziekgeschoten wild. De hond houd
hiermee het wild op een plaats waardoor uiteindelijk een vangschot gegeven kan worden. Verwurgen spreekt
denk ik voor zichzelf. De hond vliegt het ziekgeschoten wild aan en drukt de luchtpijp van het dier dicht.
De ideeën over stellen en verwurgen zijn in de loop van de tijd wel wat gewijzigd. Als we het boek
“de gebruikshond in de praktijk” (origineel uit 1912) van hegendorf er op na slaan is het volgende te lezen:
“We moeten de hond er steeds toe trachten te brengen dat hij zijn tegenstander afwurgt. Het stellen is niet
meer dan een noodzakelijk kwaad”. Voor wat betreft de jacht op roofwild kan ik hier in mee gaan, vossen,
dassen en vooral wilde katten laten zich niet tot nauwelijks stellen, het gevolg is vaak een gewonde hond.
Verwurgen is, alhoewel gruwelijk, hier een betere optie in een weidelijke jacht. In het zweetwerk ligt mijn
persoonlijke voorkeur toch echt bij het stellen. Het verwurgen brengt namelijk enkele nadelen met zich mee.
Mocht er goed verwurgt worden is er niets aan de hand, maar als de hond gedreven door adrenaline iets te ver
gaat in het verwurgen, sterft het ziekgeschoten dier geen prettige dood en het (consumptie) wild is dan ook
zwaar beschadigd. Ik moet er overigens niet aan denken wat er met de hond gebeurt als hij een dikke keiler
tracht te verwurgen. Ik overdrijf niet als ik zeg dat de professionals, met name in Duitsland en de
voormalige Oostblok landen, op deze wijze meerdere honden per jaar verliezen.
Mits een hond het ziekgeschoten wild op de juiste wijze stelt en zodanig indruk maakt dat het wild in
feite niet meer durft te bewegen zal er een veilig en weidelijk vangschot gegeven kunnen worden.
Ook bij het stellen kan er wel eens wat fout gaan. Als de hond bijvoorbeeld te dicht op het wild
staat zal er geen veilig vangschot afgegeven kunnnen worden en dan..moet je dus zelf met hartsvanger
tussen de tanden het wild uit zijn lijden verlossen. Ik heb dit eens een keer moeten doen,
als ik eraan denk krijg ik spontaan blauwe plekken maar dat is een verhaal voor een andere keer.
In deze serie relatief korte artikelen heb ik getracht een zo compleet mogelijk beeld te schetsen
van de zweetwerk discipline. Een discipline die zoveel meer behelst dan een spoortje lopen. In alle
bescheidenheid hoop ik van harte dat u er van genoten heeft het zou helemaal leuk zijn als u gaandeweg
iets opgestoken heeft.
Waidmansheil
Kyn. R. (Ralph) Bosch, B ICT
Bibliografie:
E. Hegendorf, De gebruikshond in de praktijk
Geraadpleegde websites:
http://morpheus.mijnjachthond.nl/2006/04/12/totverbellen/