waterwerk

Waterballet

manager

januari 19th, 2015

0 Comments

Voor de ene jachthond is het waterwerk een feest, de ander moet er niets van hebben. In beide gevallen willen we echter een hond hebben die vlot en effectief het waterwerk aanpakt. In de training kennen beide gevallen ook hun specifieke problemen. Dit is echter zeer afhankelijk van het ras en hun oorspronkelijk gebruiksdoel tevens speelt het karakter van de hond een grote rol. Over het algemeen zullen honden uit de groep retrievers wat makkelijker te water gaan dan bijvoorbeeld een staande hond. Ook dit is geen wetmatigheid maar wel een constatering die ik kan maken na jaren diverse rassen voor de jacht afgericht te hebben. In dit artikel zal ik proberen een aantal problemen te beschrijven en hier een oplossing voor aan te dragen. Bij het lezen van een artikel als dit dient u altijd te blijven beseffen dat we bij het africhten van een jachthond met levende have bezig zijn en geen enkele oplossing voor elke hond werkt, ook zijn er geen oplossingen van maandag op dinsdag. Een jachthond africhten kost simpelweg tijd, een luxe die weinig mensen zich schijnen te kunnen of willen permitteren, en dat geldt vaak dubbel voor het waterwerk. Dit gezegd hebbende kan ik in een artikel als dit niet anders dan de grootste gemene deler beschrijven, een beetje generaliseren dus. Ik hoop dat u me dat niet kwalijk neemt.

water pupWatervrees

.. is een woord wat door voorjagers veel gebruikt wordt indien de hond van hun keuze niet direct enthousiast te water gaat. Veel puppen en (jonge) honden die nog nooit gezwommen hebben zullen het water omzichtig benaderen. De wat dapperderen leggen deze voorzichtigheid aan de dag wanneer de bodem zodanig afloopt dat ze met de voorpoten geen grond meer onder de poten voelen. Nu gaat het vaak niet om het gevoel van het water zelf,  maar water beweegt een beetje, er drijft van alles in en bovendien kun je niet zien waar je je poten zet. In mijn bescheiden mening is er nooit sprake van echte watervrees, wel van omzichtigheid veroorzaakt door een situatie waarin de hond zich nooit bevonden heeft. Watervrees ontstaat pas na nare ervaringen. Allereerst moeten we beseffen dat water een natuurlijke barrière is, net als een houtwal, en fietspad of een terreinwisseling. Dit in het hoofd houdend zal de hond dus eerst moeten leren deze barrière te overwinnen. Alhoewel een apport voor honden met een sterke apporteerwil vaak de trigger is om de barrière te overwinnen zou ik toch aan raden het zwemmen zonder apport aan te leren. Je kunt tenslotte ook niet leren rennen zonder eerst te lopen.

Begeleiden

Watervrees of niet, hij gaat niet te water hoor ik denken, hoe ga ik dat voor elkaar krijgen? Begeleiding is denk ik het toverwoord. Het makkelijkst is als u even de zwembroek of voor de watjes onder ons een waadpak aantrekt. Vervolgens neemt u de hond op de arm en loopt net zo ver het water in tot de hond niet maar kan staan. Langzaam laat u de hond in het water zakken waarbij u hem goed begeleid, ergo u gooit de hond NIET met een grote plons in het water. Instinctief zal de hond beginnen te zwemmen. Als de hond rustig is en niet al te erg onder de indruk zal hij dit naar behoren doen, dat wil zeggen hij zwemt gecontroleerd met vier poten naar de kant. Is de hond wat paniekerig zal hij vergeten met zijn achterpoten mee te zwemmen. Hierdoor zakt de achterhand in het water en zal hij heel hard met zijn voorpoten door het water slaan, dit in een poging vooral niet te verdrinken. Ik zei het al, de hond vergeet in feite dat hij achterpoten heeft en zal gaan “buiswateren”. Dit is gemakkelijk op te lossen door met de binnenkant van uw hand de hond in het kruis te ondersteunen. Hierdoor komt de achterhand hoger in het water te liggen en zal de hond zijn achterpoten gaan gebruiken. Bij herhaling zal hij dit gedrag herhalen, simpelweg omdat het makkelijker is en hij sneller en effectiever de oever zal bereiken.

 Vanaf de kant

De hond zwemt nu vrij zonder angst, gebruikt alle vier de poten en zwemt rustig naar de kant. Om hem nu vanaf de kant te laten zwemmen zetten we de hond aan de ene kant van een (niet al te brede sloot) en de voorjager zorgt dat hij aan de andere kant staat. De hond wordt dus even vastgehouden door een helper. Roep vervolgens de hond bij u, de hond zal nu zelf het kantje moeten overwinnen om bij u te komen. Gaat dit goed wordt dit op deze wijze op verschillende soorten oevers getraind. Mocht dit echter niet werken dan is de stap te groot en wordt het weer tijd voor het waadpak. De voorjager staat in de sloot en probeert de hond naar zich toe te lokken. De afstand tot de hond wordt net zo lang verkleind totdat de hond de oever overwint en te water gaat. Gaat de hond, ondanks dat hij goed zwemt met deze methode helemaal niet te water dan is ofwel de motivatie te laag of de angst voor de overgang van de oever naar het water te groot. Vaker is het echter een combinatie van beide. Nog vaker gebeurt het dat de hond al kwispelend het water in gaat maar dat hij echter stokt of terugkeert naar de oever wanneer de vaste grond onder de poten dreigt te verdwijnen. Hoe nu te handelen?

Hengel of lange lijn

In een situatie als bovenbeschreven kun je een aantal dingen doen. De eerste en veiligste is weer dat waadpak of zwembroek. Je gaat zelf net buiten het bereik van de hond in het water staan en probeert hem over het randje te lokken. Bij voer gerichte honden gaat dit uitstekend met een koekje dat net buiten het bereik van de hond voor zijn neus gehouden wordt, eigenlijk het bekende systeem van het paard en de wortel voor zijn neus. Zaak is wel dat als de hond zijn angst overwint hij al zwemmend en wel onmiddellijk zijn beloning aangereikt krijgt. Bij de minder voer gerichte honden kunt u dezelfde truc uitvoeren met een dummy, een stuk wild of zijn speeltje, als het voorwerp waarmee gelokt wordt maar de grootst mogelijke motivatie oplevert. Heeft men zelf watervrees kan deze truc gedaan worden met een lange tak en een touwtje. Het touw aan de lange tak, een snoepje aan het touw, hang het geheel voor zijn neus en…moet ik nog verder schrijven ?

waterwerkNa al dit waterballet is er nog steeds een categorie honden die met geen mogelijkheid over het randje te krijgen zijn. Hier komt dan toch echt een beetje dwang bij kijken, de lange lijn.  Nu kennen we allemaal het beeld van een hond aan de lange lijn die met geweld het water over getrokken wordt. Denkt u nu zelf dat de toch al wat angstige hond hier wat van leert? Ik denk van wel, namelijk dat het diepe water nog veel enger is dan hij al dacht. Deze methode heeft ook het gevaar in zich dat de panikerende hond in de lijn verstrikt raakt en daardoor ondersteboven met de kop onder water de sloot over gesleurd wordt. Hebben we dan wat bereikt? Hooguit dat de hond helemaal niet meer wil en dat we weer terug bij af zijn en waarschijnlijk nog verder terug. Hoe moet er dan wel met de lange lijn gewerkt worden ?

De voorjager staat aan de ene kant van de sloot en de hond aan de andere kant. De lange lijn loopt over de sloot heen en verbind voorjager en hond. Vervolgens wordt de hond gelokt als beschreven in de paragraaf “ Vanaf de kant “. De hond zal het water in lopen en op de grens van diep naar ondiep zal hij blijven staan. Dit is het moment om spanning op de lijn te brengen. Let wel u trekt de hond NIET in het diepe maar u begrenst hem slechts met de lange lijn, de hond kan dus niet meer terug naar zijn wallenkant. Op dit moment gaat u helemaal los, piepen, juichen, dummy’s gooien noem maar op. Alles doen om de hond gefrustreerd genoeg (hij is immers niet aanwezig bij dit feestgedruis) te maken dat hij toch de letterlijke sprong in het diepe maakt. Let u er op dat als de hond gaat zwemmen dat uw lijnvoering het voor de hond onmogelijk maakt verstrikt te raken in de lange lijn. Aan de overkant gekomen maakt u de hond deel van het feestgedruis en is hij de beste lobbes van het universum. Maak niet de fout om dit tien keer achter elkaar te doen, gezien de motivatie om bij dat feestje te komen dan tanende zal zijn en de angst voor het diepe water weer de overhand kan nemen.

Apporteren

Ondertussen zwemt de hond vrij en geen kantje is hem te gek, er dient geapporteerd te worden. Persoonlijk begin ik het apporteren en het waterwerk graag te combineren met een apport over water. U leest het goed over water, als een hond het apport over water beheerst is het halen van een stukje wild uit het water appeltje eitje toch. Bovendien brengt het apport uit het water in de aanleerfase een gevaar met zich mee. Als de hond eerst geleerd heeft uit het water te apporteren maak ik het mezelf moeilijk als de hond over water dient te apporteren (alhoewel daar wel goede methodes voor zijn maar dat is voor een andere keer.). De hond zal bij het over sturen namelijk verwachten dat er iets in het water ligt en zal in het ergste geval rondjes blijven zwemmen. Dit probleem wordt natuurlijk ondervangen als hij eerst eens leert dat hij op de overkant wat kan verwachten. Dit over water sturen gebeurt in beginsel natuurlijk niet blind, de hond mag iets zien vallen aan de overkant hetgeen hij in feite markeert. Zie het maar als een zwemmend markeerapport. In een later stadium zal dan gewerkt worden aan het “blind” oversturen.

Zwerven langs de waterkant

Nu even eerlijk zijn, hoeveel honden kent u, die nadat ze het water ingestuurd worden, eerst eens vijf minuten langs de kant dralen om het beste plekje voor het te water gaan te zoeken. Ik ken er heel veel en de kans is groot dat uw eigen hond dit ook doet. Niet ? dan kunt u deze paragraaf overslaan. Ik durf met droge ogen te beweren dat dit op het niet goed afgeven van wild na de meest gemaakte trainingsfout in voorjagend Nederland is. U heeft trouw mijn bovenbeschreven feestje aan de waterkant gehouden en de hond zwemt als een speer, apporteert uit en over het water en toch staat hij nog regelmatig te dralen bij de slootkant.

Als dit scenario het geval is heeft u niet genoeg tijd en effort gestoken in het overwinnen van veel verschillende waterkantjes. Vaak wordt er op 1 plek getraind, lekker makkelijk, lekker dichtbij, gezellig, weet ik veel wat. Een hond leert echter heel snel context gebonden en de vertrouwde slootkant is de context. Komt de hond nu een andere slootkant tegen is hij die context kwijt, vind alles weer heel spannend en gaat op zoek naar een stukje wallenkant waar hij makkelijk en zonder al te veel vrees te water kan en als dit getolereerd wordt denkt hij dat hij evengoed braaf is. In de jacht moet het wild echter zo snel mogelijk binnenkomen, dit heeft alles te maken met weidelijkheid. Om weidelijk te kunnen jagen hebben we een efficiënte hond nodig en luileballen aan de waterkant is verre van dat. Er zullen dus elke dag andersoortige slootkanten overwonnen moeten worden, steile, vlakke, diepe, ondiepe, beschoeiingen noem het maar op, elke dag wat anders. Doe je dit niet zal de hond blijven dralen bij onbekende kantjes.

landroverop weg naar de volgende sloot

’t is te veel werk voor de meeste ik weet het, geen tijd, geen zin, het regent buiten, elke dag een natte hond, erg hè, maar wil je nu een goede jachthond of niet…dan zul je kilometers moeten maken, tijd investeren en een auto met een geruïneerde binnenbekleding op de koop toe moeten nemen. Elke dag je huis dweilen en een stinkende hond door je huis, ik weet ’t, ik weet ’t.

 

Meteen neerleggen

De hond zwemt goed en graag, geen kantje is te steil geen water te diep en toch kan er bij veel honden nog een onhebbelijkheid inzitten. De hond komt enthousiast met het te apporteren stuk aanzwemmen, racet de kant op, legt het wild neer en gaat eerst eens uitgebreid staan schudden. Pakt het wild weer op en geeft het keurig af. Trainingsfoutje?, soms wel maar vaak niet. Als ik in de trainingen die ik geef kijk zijn dit vaak de honden die al niet echt dol zijn op het water. Het is net of ze zo snel mogelijk van dat water in hun vacht af willen. Om nu te zeggen dat het hier een rasspecifiek probleem betreft gaat te ver maar toch zie ik het vaak bij rassen gebeuren die geen of weinig ondervacht bezitten. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld korthaar Weimaraners die volledig zonder ondervacht door het leven moeten maar ook de o zo snelle fieldtrial labjes vertonen dit gedrag maar al te vaak. Dit heeft vooral te maken met het oorspronkelijk gebruiksdoel van de honden en de fokselectie die daar het gevolg van was (is). De lijnen waaruit de fieldtrial labjes komen, komen zonder uitzondering uit Engeland, een land met niet zoveel water als bij ons maar wel met immense velden. Op de kwaliteit van de hond als waterwerker werd tijdens de fokselectie minder gelet, op het vermogen tot markeren des te meer. In de loop van de tijd ontstaan er dan hondjes met wat minder ondervacht die niet graag te water gaan. Zelfs op ons world wide web heb ik dan ook moeite dergelijk type labradors in het water te betrappen. Voor meerdere wat minder waterminnende rassen kan een zelfde tendens geconstateerd worden.

Maar hoe lossen we het op ? Er zijn vele wegen die naar Rome leiden echter ik heb de voorkeur voor de volgende twee methoden:

  1. Als de hond met het apport in de vang naar de kant zwemt stapt de voorjager zelf naar de waterkant en vangt de hond gehurkt op. Het apport wordt onmiddellijk aangepakt, dus als de hond in feite nog in het water staat. In deze positie krijgt de hond ook onmiddellijk zijn beloning, hiermee wordt voorkomen dat de hond elke keer dezelfde fout maakt. Als je nu een extra lekkere beloning gebruikt, iets dat de hond alleen bij het afgeven vanuit het water krijgt zal de motivatie om helemaal tot aan de baas te geraken een stuk groter worden. Na de beloning krijgt hij het commando schudden, iets wat hij toch gaat doen alleen als je dit vol houdt op commando. Hierna is het een kwestie van de afstand waarop de voorjager gehurkt het apport aanpakt uit te bouwen. LET OP deze methode vergt tijd, de afstand kan niet uitgebouwd worden met een meter per dag, 5 centimeter per dag komt eerst. Geduld weet u nog? Dit wordt net zolang volgehouden totdat de gewenste afstand wordt bereikt en op dit moment kunt u van de hond, waarvan de motivatie nu skyhigh is en het commando schudden beheerst, eisen dat hij het netjes afgeeft. Job done.
  2. Bij de volgende methode wordt de lange lijn weer uit de kast gehaald. De hond krijgt de lange lijn weer om en de voorjager gooit een dummy zodanig te water dat hij de lage lijn vastkan blijven houden terwijl de hond zwemt. Op het moment dat de hond het apport uit het water pakt dient de lange lijn, zonder al te veel druk, strak gehouden te worden. Dit is vrij simpel te doen maar de volgende stap wordt even goed mikken. Zodra de hond grond onder de poten krijgt dient de druk op de lijn opgevoerd te worden. Deze druk moet wel van onder naar boven komen. Dit heeft tot gevolg dat de kop van de hond iets omhoog gekanteld wordt waardoor het voor hem moeilijker wordt om het apport uit te spugen. Vervolgens maakt u de oefening af als beschreven bij punt 1 met dien verstande dat u niet gehurkt aan de waterkant zit maar gewoon rechtop staand op de afstand waar u de hond gestuurd heeft. Deze methode vergt wel gevoel voor timing van een voorjager die handig is met een lange lijn (het werkt het best als de musketonhaak onder de kin van de hond bevestigd is en blijft). Ook is dit slechts geschikt voor de wat hardere hond, hij moet tegen een stootje kunnen zeg maar. Zijn deze voorwaarden niet aanwezig houdt u dan verre van deze methode, het maakt dan meer kapot dan dat u de hond iets leert.

schuddenSchudden

Nu heeft u alles geprobeerd, de motivatie is hoog de hond komt 99 van de 100 keer maar hij blijft de neiging hebben om meteen te schudden en erger is nog dat de hond het door de oefeningen beschreven in punt 1 of 2 in bovenbeschreven paragraaf nu schudt met het wild in de bek. Gevolg: eend aan flarden, wat te doen. Er vanuit gaande dat de rest van het waterwerk goed beheerst wordt en de hond een sterke apporteerdrang bezit, stop met emmeren, stop met piepen en vloeken tegen de hond en schaf de dummy aan die hieronder afgebeeld is.

rubberdummyAls u naar de afbeelding kijkt valt meteen op dat er twee rubberen ballen aan de dummy bevestigd zijn. Deze ballen zijn van massief rubber en zinken. Het andere deel drijft. Waarschijnlijk voelt u hem al aankomen, de hond pakt de dummy, zwemt naar de kant, schud en krijgt de relatief zware ballen voor zijn haren. Waarschijnlijk doet hij dat maar 1 keer.Zielig? ja zeker want het doet zeer. Maar ik vind het persoonlijk zieliger als de hond elke keer op zijn donder krijgt als hij staat te schudden…rot-trainert….dierenbeul..tuurlijk. Het gebruikt van dergelijke methodes is alleen geschikt voor honden die stevig in hun spreekwoordelijke schoenen staan, is hij zachter van karakter en schudt hij nog heeft u, de voorjager, een fout gemaakt in methode 1 of 2.

Bommetje

Dit soort honden kennen we allemaal en wellicht heeft u er zelf een. De hond beheerst het zwemmen tot in de finesses, is het water niet uit te rammen, haalt het apport over en uit het water en geeft het goed af, geweldig. De hond is zo gretig dat als hij het commando apport krijgt hij met een grote sprong in het water beland. Ik zei nog zo geen bommetje… Spectaculair? zeker weten, Effectief? tot op zekere hoogte, het apport komt tenslotte snel binnen, Zonder gevaar ? nee absoluut niet.

slootspringIk heb meerdere malen meegemaakt dat een dergelijke hond op een obstakel onder water terecht kwam met vaak 50+ hechtingen tot gevolg. Ik moet er helemaal niet aandenken als er vlak onder het wateroppervlak bijvoorbeeld een stuk betonijzer verscholen ligt.

Kan het bommetje eruit getraind worden dan? Het antwoord is ja, absoluut. Er dient echter aan twee dingen tegelijkertijd gewerkt worden. Uitzonderingen daargelaten zijn de bommetjesmakers vaak honden die al de neiging tot inspringen vertonen. Ook bij een apport op land zitten ze naast de voorjager te tongelen, te gapen en te trappelen en als de voorjager niet scherp genoeg is dan gaan ze maar alvast. Hier moet dus aan gewerkt worden. Door het uitvoeren van steadiness oefeningen waardoor meer rust op post verkregen wordt zal het bommetjes gedrag voor een deel afnemen. Ik zeg bewust voor een deel want als de hond al een jaar of wat succes met het bommetje gehad heeft zullen de steadiness oefeningen niet afdoende zijn

Naast deze oefeningen halen we de lange lijn weer uit de kofferbak. Er wordt gewoon een apport uit het water uitgevoerd met dien verstande dat de voorjager en de hond met elkaar verbonden zijn middels de lange lijn. Na het commando apport zal de hond met een grote sprong te water willen gaan. U zorgt er als voorjager voor dat u stevig staat en dat de lijn precies zo lang is dat de hond in “mid air” het water net niet bereikt. De eerste keer laat u de hond in zijn eigen correctie springen, ergo in “mid air” loopt de lijn strak hetgeen de hond ervaart als een correctie. Niet mopperen op hem, het schrikeffect van de correctie is genoeg. Een waarschuwing is op zijn plaats, u dient niet al te weekhartig te zijn, de eerste keer dat de hond dit overkomt zal hij waarschijnlijk over de kop slaan. Het geheim is nu om de hond onmiddellijk weer te laten apporteren, hij zal dit een stuk voorzichtiger doen.

De eerste tijd zult u de hond aan de lange lijn het water in moeten begeleiden, doet u dit niet is de kans groot dat het bommetjesgedrag weer verschijnt. De methode is redelijk rigoureus en zielig? Ik vermoed dat ik nu 90% van de lezers ben verloren en 50% van mijn vaste klantenbestand, wat een rotzak die trainert. Bedenk wel dat een hond die in de sloot op een winkelwagentje gespietst ligt veel zieliger is, toch?

 

Omgaan met verleidingen

De hond zwemt goed apporteert als de beste en gaat rustig te water, klaar? Voor veel honden wel maar voor andere komt ik het volgende scenario veel tegen: De hond wordt het water in gestuurd voor het apport, als de hond bijna bij het apport is zwemt er een brutale meerkoet langs, de hond vind deze een stuk interessanter en begint de meerkoet tot in het oneindige te achtervolgen. Gevolg is: wild niet binnen, jachtveld verstoort, voorjager een dikke nek van nijd en de hond heeft een heerlijk zelfbelonend feestje gevierd. We zullen de hond dus moeten leren omgaan met verleidingen in het waterwerk. Ik kan hier legio oefeningen voor beschrijven maar ik zal twee zeer effectieve oefeningen uit de doeken doen:

  1. Hengel

Voor deze oefening dient de voorjager enige handigheid te bezitten in het gebruik van een zware werphengel. De benodigdheden zijn: Zware werphengel met een molen met grote inhaalsnelheid, een stevige gevlochten of nylon lijn op de molen en een kleine dummy die aan de lijn van de hengel bevestigd wordt. Als de hond op weg is naar het te apporteren stuk wordt middels de hengel de dummy tussen de hond en de oever in geworpen. Op het moment dat de hond terugkeert naar de oever, draait u de hengel binnen waardoor de dummy, het liefst vlak voor de hond, door het water racet. De hond zal deze dummy moeten respecteren en gewoon het waterapport binnen dienen te brengen. Waarschijnlijk zal hij de dummy aan de hengel willen en gaan achtervolgen. (Met name staande honden met een grote achtervolgingsdrang zullen dit gedrag vertonen (stöberen)). U gaat niet mopperen op de hond maar laat hem het geheel achtervolgen. De snelheid van het indraaien van de hengel dient zodanig te zijn dat de hond de dummy aan de hengel nooit en te nimmer te pakken krijgt, het achtervolgen dient zinloos voor hem te zijn. Dit herhaalt u net zo lang tot de hond de dummy aan de hengel laat voor wat hij is. Met de eerder genoemde meerkoet zal het hierna een stuk beter gaan. Wil je de hond echter leren stöberen, gebruik dan dezelfde methode. Het verschil is dan dat je hem beloond voor het achtervolgen en bedenk stöberen gebeurt altijd op commando, niet op eigen doft van de hond.

dummiesteen2. Dummy onder water trekken

Voor de tweede methode om verleiding te weerstaan heeft u nodig: Een steen met een ring er op gebonden, een lange dunne lijn en een plastic waterdummy. U bevestigd het geheel zoals te zien is op onderstaande afbeelding en laat het geheel te water. We hoeven geen professor te zijn om aan het plaatje te zien dat als er aan de lijn getrokken wordt de dummy onder water verdwijnt, en andersom als de lijn gevierd wordt dezelfde dummy weer boven water komt.

Het vervolg van de oefening spreekt eigenlijk voor zich. De te apporteren dummy wordt te water gegooid en de hond wordt gestuurd. Terwijl de hond zwemt trekt u zachtjes aan het touw waardoor de waterdummy aan de steen wat schommelt. Trekt de hond naar deze dummy trekt u het geheel onder water en zegt NEE fikkie, apport. Dezelfde methode is overigens erg geschikt als u de behoefte heeft dat uw hond in de jacht de duiker onder water vandaan plukt, ik denk niet dat ik dat uit hoef te leggen

Tot slot

Ik heb in dit artikel getracht een gefundeerd verhaal neer te zetten betreft het juist aanleren van het waterwerk in zijn algemeen. Voor het grote deel zijn het ervaringen die ik zelf opgedaan heb met mijn eigen honden en voor een deel met de problemen die ik tegengekomen ben met honden van mijn cursisten. Het is best een lijvig artikel geworden maar het is dan ook een opsomming geworden van zaken waar ik in jarenlang worstelen met allerlei problemen tegen aan gelopen ben. Blijf beseffen, NIETS werkt voor elke hond, in een artikel als dit kan ik slechts over de grootste gemene deler praten en dat is wat ik heb gedaan. Ik hoop dat u er iets aan heeft gehad.

 

Waidmannsheil

Kyn. R. (Ralph) Bosch, B ICT

gundogtrainer

Comments are closed.